Just dance

Just Dance Kaartjes
PDF – 248,8 KB 98 downloads

Ik speel met de voeten van ... 

Plaats: binnen of buiten
Speluitleg: Alle kinderen zitten in een kring, 1 kind staat in het midden. Deze leerling zegt “Ik speel met de voeten van...” en noemt 2 namen. Deze kinderen moeten zo snel mogelijk van plaats wisselen.
Variatie: Je kan het moeilijker maken door 3 of 4 namen te noemen.

Flash 

Plaats: turnzaal of buiten
Materiaal: laken of deken
Speluitleg: Alle kinderen lopen door elkaar. De leerkracht roept “Flash”, alle kinderen gaan op hun buik liggen met hun ogen gesloten. De leerkracht legt een deken of laken over 1 kind. Bij de 2 de keer dat de leerkracht “Flash” roept staat iedereen terug recht behalve het bedekte kind. De overige kinderen zeggen wie er ontbreekt. 

Naam-estafette

Plaats: turnzaal of buiten
Speluitleg: Alle kinderen staan achter elkaar met hun benen open. (eventueel kan je meerdere groepen maken). Bij het signaal van de leerkracht kruipt het achterste kind zo snel mogelijk door de benen van de anderen kinderen waarbij die telkens de naam van dat kind moet zeggen. Als de achterste helemaal vooraan is roept die luid zijn eigen naam en dan pas kan de volgende (de nieuwe achterste) vertrekken.

Ik hou van ...

Plaats: in de klas, buiten, turnzaal
Speluitleg: de leerkracht doet een uitspraak die begint met “Ik hou van...” Als de kinderen het eens zijn met de leerkracht blijven ze staan, zijn ze het oneens gaan ze zitten. (voorbeeld: ik hou van chocolade, ik hou van buiten spelen, ik hou van de kleur rood, ik hou van spaghetti,...)

Wie is het? 

Plaats: in de klas, buiten, turnzaal
Speluitleg: de leerkracht (of een leerling) heeft iemand in gedachte. De andere leerlingen proberen te raden wie het is door enkel ja/nee-vragen te stellen.

Levende spiegel 

Plaats: in de klas, buiten, turnzaal
Speluitleg: De kinderen vormen 2 cirkels, een binnen en een buitencirkel. Ze staan tegenover elkaar. De binnencirkel voert
bewegingen uit (met enkel gezicht of hele lichaam of...) de buitencirkel aapt na. Na enige tijd schuift de binnencirkel een stapje opzij en draaien de rollen om. Nu voert de buitencirkel bewegingen uit en aapt de binnencirkel na. Enzovoort.

Wat hebben we gemeen? 

Plaats: in de klas, buiten, turnzaal

Materiaal: Stickers, blokjes, balletjes,...
Speluitleg: De kinderen proberen zoveel mogelijk gemeenschappelijke dingen te zoeken, hobby’s, lievelingseten, lievelingskleur,...Ze stellen om de beurt een ja/nee-vraag aan elkaar. Bij elk gemeenschappelijk ding dat ze vinden duiden ze dit aan door een sticker te plakken of een blok op een stapel te zetten of...

Bal hoog houden 

Plaats: turnzaal of buiten
Materiaal: bal
Speluitleg: De hele groep moet proberen de bal zo lang mogelijk heen en weer te laten bewegen. Je mag niet lopen met de bal, je mag de bal niet langer dan 3 seconden vasthouden. Als de leerkracht een naam zegt, moet die leerling blijven stilstaan en moeten de andere leerlingen binnen de 10 seconden de bal tot bij die leerling krijgen. De bal mag enkel aan die leerling gegeven worden, niet ernaartoe gegooid!

Ben ik jij? 

Plaats: in de klas, turnzaal of buiten
Materiaal: Post-its met namen van de kinderen van de klas
Speluitleg: alle kinderen krijgen een post-it met de naam van een klasgenoot op hun voorhoofd. Ze moeten proberen te weten te komen wie ze zijn door rond te lopen in de klas en telkens een ja/nee-vraag te stellen aan een klasgenoot.

De zon schijnt op... 

Plaats: turnzaal of buiten
Speluitleg: alle kinderen zitten in een kring. De leerkracht zegt: “De zon schijnt op...” en dan een eigenschap of een hobby of... Bijvoorbeeld: “De zon schijnt op iedereen die een rode t-shirt aanheeft”. Alle kinderen waarvoor dit zo is staan recht en verwisselen van plaats.

Whoosh!

Plaats: in de turnzaal of buiten
Speluitleg: Alle kinderen staan in een kring. Je doet alsof je de wind vasthoudt en deze telkens doorgeeft aan de volgende, terwijl je “whoosh” zegt. Extra’s: “how”, je stopt de wind en die gaat in de andere richting. “Zap”, je stuurt de wind door naar iemand anders. “Freak out”, hevige wind die alles door elkaar blaast, iedereen verandert van plaats. “Groovelicious”, iedereen schudt met heel zijn lichaam.

Dokter knoop 

Plaats: in de turnzaal of buiten
Speluitleg: Alle kinderen, behalve 1, staan in een kring. Ze houden elkaars handen vast. Samen maken ze een grote knoop door onder elkaars armen, door elkaars benen,... te kruipen. Het overgebleven kind, dokter Knoop, moet de knoop proberen te ontwarren.

Dirigentje 

Plaats: in de klas, turnzaal of buiten
Speluitleg: Alle kinderen, behalve 1, staan in een kring. Het ene kind verlaat even de ruimte. De leerkracht duidt een ‘dirigent’ aan, deze voert bewegingen uit. Alle andere kinderen apen deze bewegingen na. Het overgebleven kind komt terug naar de groep en probeert te raden wie de dirigent is.

Bereik de overkant 

Plaats: turnzaal of buiten

Materiaal: turnmatten of kranten of ...
Speluitleg: Verdeel eventueel de klas in groepen. De leerlingen krijgen per groep 2 krantenbladen of 2 turnmatten, afhankelijk hoe groot de groep is. De leerlingen moeten proberen van de ene kant naar het andere kant van het speelterrein te geraken, maar ze moeten altijd op een turnmat (of stuk krant) staan met de hele groep. Samenwerken is de boodschap!

Standbeeld 

Plaats: in de klas, turnzaal of buiten
Speluitleg: Verdeel de groep in duo’s. Het ene kind is ‘de klei’, het andere kind is ‘de beeldhouwer’. De beeldhouwer gaat de klei bewerken en deze tot een mooi standbeeld omvormen. Daarna wisselen de rollen.

Samen tekenen 

Plaats: in de klas

Materiaal: tekenpapier, potlood
Speluitleg: Verdeel de klas in groepen van 6 tot 8 leerlingen. De kinderen krijgen eerst samen de algemene uitleg te horen: Ze moeten proberen samen een tekening te maken, maar iedere leerling mag maar 5 seconden tekenen, dan is het aan de volgende leerling, ze mogen ondertussen ook niet met elkaar praten. Alle leerlingen staan op een lijn achter de tekening. Het eerste kind begint, na 5 seconden is het aan de volgende, enz. Het kind dat klaar is gaat aan de andere kant van het lokaal staan. Er mag niet gepraat worden. Extra moeilijkheid: je zegt alleen maar tegen de eerste leerling wat er getekend moet worden. De andere leerlingen moeten het afleiden uit wat de eerste al op papier gezet heeft.

Pak de staart

Plaats: turnzaal of buiten
Speluitleg: Verdeel de klas in groepen van ongeveer 5 leerlingen. Ze staan achter elkaar en houden elkaars middel vast. De opdracht van de eerste is om zijn eigen staart te proberen pakken. De staart moet ervoor zorgen dat dit niet lukt.

Letters schrijven 

Plaats: in de klas
Speluitleg: Verdeel de klas in duo’s. Het ene kind schrijft een letter met zijn vinger op de rug van het andere kind. Dit kind probeert te raden welke letter.

Variatie: tekeningen maken, woorden schrijven,...

Alle vogels vliegen 

Plaats: in de klas, turnzaal, buiten
Speluitleg: De leerkracht vertelt een verhaal, telkens als de leerkracht iets zegt ivm vliegen dat echt kan, vb. alle vogels vliegen, alle eenden vliegen, alle vliegtuigen vliegen,... maken de kinderen fladderbewegingen met hun armen. Als de leerkracht onmogelijke dingen zegt, vb. alle olifanten vliegen,... blijven ze stil zitten.

Variatie: zwemmen, rollen, bewegen,...

Levende memory 

Plaats: in de klas
Speluitleg: 1 leerling (of 2 als groepje) gaan buiten. De andere leerlingen worden verdeeld in duo’s. Zij spreken samen een beweging af, vb. aan de neus krabben, springen,... zodat ze samen horen. Iedereen zit op zijn eigen plaats. Als de leerling die buitenkomt terug binnenkomt duidt deze steeds 2 leerlingen aan. Die staan recht en doen elks hun eigen beweging. Is de beweging hetzelfde, dan heeft de ene leerling een duo gevonden en gaat het duo even aan de kant staan. Is de beweging verschillend gaan ze terug zitten en mag de leerling weer 2 andere kinderen aanduiden.

Zin doorfluisteren 

Plaats: in de klas
Speluitleg: De leerkracht fluistert een zin in het oor van de 1ste leerling, deze fluistert deze zin 1 keer door naar de volgende enzovoort. De laatste leerling zegt de zin luidop. Is het nog hetzelfde?

Variatie: 2 zinnen: er begint ook een zin bij de achterste leerling.

Paardenrace 

Plaats: in de klas, turnzaal of buiten
Speluitleg: De kinderen staan recht of in een kring. “We houden een paardenrace.” Eerst gaan de paarden trappelen,
oftewel warm lopen. Je klapt in je handen en slaat met je rechterhand op je rechterbeen en met je linkerhand op je linkerbeen. Vervolgens komen de verschillende aanwijzingen, waarbij de paarden iets moeten doen: - een horde (springen) - tussensprint (tempo opvoeren) - bocht naar links (linksom hangen) - bocht naar rechts (rechtsom hangen) - door de waterbak (met de vinger tussen de lippen een op en neer watergeluidje maken) - de koning begroeten (buiging maken) - langs de tribune (applaus) - sprint trekken naar de finish (ter plaatse snel lopen) - finish: juichen.

Moordenaartje

Plaats: in de klas
Speluitleg: Alle kinderen sluiten even hun ogen. De leerkracht loopt rond en geeft iedereen een tik op zijn rug. Wie 2 tikken krijgt is de moordenaar. Nadien loopt iedereen vrij rond in het lokaal. Als je elkaar tegenkomt geef je elkaar een hand. De moordenaar knijpt 2 keer in je hand, dan ga je terug naar je plaats. Dit alles gebeurt zonder geluid.

Grijp de vinger

Plaats: in de klas, turnzaal, buiten
Speluitleg: Alle kinderen staan in een kring. Ze steken allemaal hun rechterhand uit naar rechts met de handpalm naar boven. Hun linkerwijsvinger zetten ze op de rechterhand van hun buur. De leerkracht telt tot 3 en op 3 proberen ze met hun rechterhand de vinger van hun buur te pakken, maar ze moeten er ook voor proberen te zorgen dat hun eigen vinger niet gepakt wordt. Wissel de handen ook eens om.

Massagekring 

Plaats: in de klas, turnzaal of buiten
Speluitleg: Alle kinderen staan of zitten in een kring achter elkaar. Ze masseren elkaars rug en schouders.

Buikje liggen

Plaats: turnzaal
Speluitleg: Alle kinderen staan in een kring. 1 leerling ligt in het midden. Wie wilt geeft dit kind een compliment en gaat dan zelf liggen, met zijn/haar hoofd op de buik van het andere kind. Zo verder tot iedereen samen ligt. Dan draaien we de rollen om. Het kind dat als laatste gaat liggen krijgt nu een compliment van het kind op wiens buik die ligt,... enzovoort tot we weer bij de laatste zijn.

Wij zijn blij! 

Plaats: turnzaal, in de klas
Speluitleg: Alle kinderen staan in een kring. Als een leerling iets heeft waarom die blij is mag die in het midden van de kring gaan staan en roepen “Ik ben blij omdat...(de reden waarom)”. Alle kinderen roepen als antwoord “Wij zijn ook blij”. Dan een ander kind.

Geheime vriend 

Plaats: op school
Materiaal: blaadjes met de namen van de kinderen van de klas
Speluitleg: Alle kinderen krijgen een kaartje met daarop de naam van een klasgnoot, ze moeten proberen deze week de geheime vriend van die persoon te zijn. Helpen, samen spelen, koekje delen, complimentjes geven, mooie tekening maken, kaft brengen, ... Op het einde van de week moeten de kinderen proberen te raden wie hun geheime vriend is. Natuurlijk valt het heel hard op als je maar lief bent tegen 1 persoon, het is spannender als je het moeilijk maakt en lief bent voor meer kinderen.

Popcorn-tikkertje 

Plaats: turnzaal of buiten
Speluitleg: alle kinderen springen door elkaar met hun 2 voeten samen. 1 kind is de popcorn en zegt bij elke sprong ‘pop’, ‘pop’,... Als deze persoon tegen een andere kan opbotsen zegt hij ‘popcorn’ en wordt dit kind mee popcorn, totdat heel de klas popcorn is.

Tip: maak het veld niet te groot.

Hangend aapje 

Plaats: turnzaal of buiten
Speluitleg: Alle kinderen krijgen een nummer 1 tot 6. Ze lopen door elkaar, op het teken van de leerkracht gaan alle kinderen in een kring staan en haken hun armen in elkaar. De leerkracht zegt een nummer. Deze kinderen zijn aapjes die gaan hangen in de bomen (hun buren). Na een paar keer lopen de kinderen terug door elkaar en maken op het teken van de leerkracht een nieuwe kring.

Variatie: Maar nummeren tot 3, zodat er veel meer aapjes zijn, zo krijg je ook aapjes die naast elkaar staan.

Het complimentenspel 

Ga in een kring staan en gooi met de bal naar een andere leerling. Geef diegene een compliment. Je gaat door tot iedereen aan de beurt kwam.

Ik ga naar school en neem mee... 

Een leerling start, elke leerling voegt een voorwerp toe. Hoe lang duurt het voor iemand een voorwerp vergeet?

Woordenketting 

De juf geeft een categorie. Een leerling zegt een woord dat bij deze categorie past. Met de laatste letter van dat woord zegt de volgende leerling een nieuw woord.

Geef de code door 

Speluitleg: de kinderen zitten in een kring. De leerkracht tekent met de vinger een cijfer op de rug van
een kind. Deze moet dit cijfer doorgeven aan zijn buurman. Op een gegeven moment zegt
de leerkracht: "Stop" en moet dat kind het teken op het bord schrijven. De leerlingen
moeten proberen om stil en geconcentreerd te zijn, ook als een ander aan de beurt is.
* Tip: Je kan verschillende soorten tekens maken: horizontale streep, kruis, plusteken,
driehoek, hartje, wolk, stippellijn, cirkel enz.
* Je kan ook een woord schrijven.

Dan denk ik aan ... 

Speluitleg: de leerkracht noemt een woord, bijvoorbeeld klok. Dan mag de volgende zeggen waar hij dan aan moet denken bijvoorbeeld cijfers, de volgende zegt weer rekenen, de volgende boek en zo gaat het de klas rond. Bij welk woord komen we uit?

Kris-kras woorden 

Wat heb je nodig? Per leerling een woord
Speluitleg: jullie krijgen van mij allemaal een blaadje met daarop een woord. Het is heel belangrijk dat je dit woord aan niemand laat zien. Als je het woord hebt gelezen, zorg je ervoor dat je het heel goed onthoudt. Vervolgens geef je het blaadje terug aan mij. Niemand mag praten. Daarna begin je, als ik een teken geef, kris kras door elkaar te lopen in het lokaal. Je moet ondertussen de hele tijd je woord herhalen op een normale toon, dus niet te luid. Maar je moet natuurlijk ook zeer goed luisteren naar wat de andere kinderen zeggen. Na een paar minuten ga ik zeggen wanneer je terug aan je bank moet gaan zitten. Vanaf dat ik dan het teken geef, probeer je zoveel mogelijk woorden die je hoorde op te schrijven. Diegene die het meeste woorden heeft geraden, wint.

Spiegel spiegel 

Speluitleg: twee leerlingen staan over elkaar. Eén iemand is de spiegel en doet de andere leerling
na. Daarna wissel je de beurten om.


1, 2, 3 oeps 

Speluitleg: je probeert als klas het aantal cijfers te zeggen (bv. tot 10). Je spreekt niets af en iedereen is stil en doet zijn ogen toe. De leerkracht start met 1. Wanneer twee leerlingen tegelijk een cijfer zeggen, begin je opnieuw.

Maak jouw eigen website met JouwWeb